Vreeland aan de Vecht, ‘De Nederlanden’.

Er was ooit een tijd van vanzelfsprekend samenzijn. We trokken dan soms getweeën er op uit, wandelend of fietsend, toen de kinderen een dagje voor zichzelf konden zorgen. Eens wandelden we zeven kilometer van Nigtevecht langs de Vecht naar Vreeland. Daar lag restaurant ‘De Nederlanden’ en wij hadden trek. Het zag er duur uit maar vooruit. Op wandelschoenen stapten we binnen en trotseerden de afkeurende blikken van de obers. We aten verrukkelijk en werden steeds vrolijker van de wijn.

Het werd een heerlijke dag.

Nu ik alleen ben besluit ik dit uitje nog eens te herhalen. Ik zet de auto over de brug bij Nigtevecht en stap langs de rivier. Je kunt de auto ook halverwegen parkeren op een parkeerplaats bij een kluitje woonboten. Dan kun je misschien een extra glas wijn drinken, want die kan naar je benen zakken als je terug loopt! Onderweg zijn er ganzen, pauwen en zelfs ooievaars te zien: zouden de laatste hier overwinteren?

‘De Nederlanden’ is stijlvol en ruim ingericht. Ik kan een plaats kiezen in de serre, met zicht op de uitbloeiende hortensia’s langs de Vecht. Er is een glazen dak boven die serre waardoor het luchtig en licht blijft, ook op een grijze dag. ‘Hoe houden ze dat glas schoon?’ vraag ik me af. Er arriveren andere gasten. Het groepje oudere mannen bespreken herkenbare problemen zoals het hanteren van een Ipod, volwassen kinderen die je niet vanzelfsprekend te eten vragen, de behoefte om het leven te vieren  nu het nog kan. Eén durft zelfs te vertellen dat hij een reading had gekregen, dat leek me in dit gezelschap van oude Leidse corpsballen het summum van moed. Een ander nodigt zijn vrienden uit voor een weekje Noorderlicht kijken in Zweden, toe maar. Ik gun het ze van harte, het lijken aardige mannen die lief en leed kunnen delen. Die bestaan dus.

Twee dames wisselen uit over de stress van hun hoge managementfunctie. Er valt kennelijk nog steeds te emanciperen, want de mannen die zij bespreken, zowel bazen als collega’s, lijken niet veel voor te stellen. Zij nemen dus de noodzakelijke  beslissingen zo subtiel over dat die mannen denken dat ze zelf besloten hebben. ‘En dat voor zo’n salaris, die maandelijkse belediging!’ klinkt het verontwaardigd. Dat salaris blijkt overigens riant genoeg om glazen wijn van 10 euro per stuk te bestellen. Of zou dit op kosten van de zaak gaan? Dit soort gesprekken horen er kennelijk bij in dit soort gelegenheden. Alles heeft zijn prijs.

Veel open wijnen, dus ik kan echt kiezen. Het aperitief komt met brood en hapjes. Daar ontdek ik iets nieuws: radijs in zoetzuur, dat ga ik mijn gasten thuis voorzetten. Cassavechips kunnen me niet bekoren; één chip is genoeg. De parmezaanflinter is zo luchtig dat ik niet bang ben om mijn eetlust te bederven. Er komt een amuse: blody mary met selderijschuim. Heerlijk frisse tomatensap met piepkleine stukjes beekselderij combineert goed met het romige schuim.

Snel volgt een tweede amuse: kastanjecrème met buikspek en een macaron van speculaaskruiden met een plakje bloedworst. Piepklein, daar zijn ze hier goed in. De kastanjecrème is zo (O) groot, een wonder dat die toch zo’n duidelijke smaak heeft. Die speculaas-met-bloedworst is aan mij niet besteed, het spekje van nog geen vierkante centimeter daarentegen helemaal wel. Wat is goed spek toch verrukkelijk.

Het voorgerecht telt twaalf (!) smaken: gekarameliseerde eendeborst, eendelever, eendemaag, walnoten, appel, druif, geroosterde brioche, blaadjes sla en piepkleine venkelstukjes, op een saus van gepofte knoflook en met wat puntjes bietensaus ernaast. Ik eet dus voor het eerst een maagje en vind dat heerlijk. De rest trouwens ook, al vraag ik me af of die knoflooksaus niet overbodig is. Ik drink de Bourgonje Aligoté van het aperitief erbij en wordt bij de snoekbaars tot mijn verrassing voorzien van een half extra glas Sautenay uit 2005, die over zijn top is en zijn fruitigheid en mineralen heeft verloren, maar wel mooi combineert met het gerecht door de nootachtige smaak en geur. Die vis, op de huid gebakken, komt namelijk met een schuimige saus van gerookte paling, hazel- en pistachenoten. Daarnaast polenta, aardappelmousseline, gefrituurde mini-artisjokken, biet, sla, groene aspergepunten en cantharellen. Even tellen: nu elf smaken. De gerookte paling proef ik pas, heel vaag, bij mijn laatste zwiep over het bord met het brood.

Hier wil ik niets van missen, dat is duidelijk.

De sommelier die mij de Sautenay wilde laten proeven komt nog even vragen hoe het was bevallen. Zo’n gesprekje over de wijn doorbreekt het alleen eten op een prettige manier. Heel goed dus, zowel de wijn als de aandacht.

Het dessert is opvallend licht en fris. Partjes mandarijn, grapefruit, limoen en cumquat met gesuikerde schilletjes. Yoghurtijs op nougatine ligt in het midden en wordt overgoten met een fruitsoepje van één of andere Japanse citrusvrucht waarvan ik de naam niet kan onthouden.

Ik zie verrast de chef langskomen met een toegift: een zoete vanillesoufflé waarin aan tafel een schep magnoliaijs wordt neergevlijd. Zoals dat ijs in het zoet zakt… zacht en  luchtig lepel ik moeiteloos deze zaligheid naar binnen. Hoewel ik dacht vol te zitten bleek hier dus nog ruimte voor. Verbaasd herinner ik me dat ik dit hier eerder heb geproefd maar totaal was vergeten. Hoe is dat mogelijk?

Voldaan loop ik op wolken terug, de wijn zakt niet in de benen maar houdt het hoofd warm.

Ik verzin aanleidingen voor feestjes die ik hier zou kunnen vieren, hoe meer hoe liever.

https://www.nederlanden.nl/

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *