Doornspijk, café ‘Halfweg’

Een zonnige dag in maart na maanden van grijs gemiezer. De lucht is fris en vol belofte van lente. Jawel, de eerste madeliefjes, hondsdraf en speenkruid laten zich ontdekken. Naast tuinen en parken vol kleurige krokussen…

De eerste helft van de route Nunspeet- Elburg gaat op aan schrijnende herinneringen. Waarom kan de mensheid zichzelf op de maan afzetten en is dit mens toch niet in staat om het pijnlijke gepieker en gemis naast zich neer te leggen en om zich heen te kijken?

Na 9 kilometer ben ik stevig aan eten toe. Bij Doornspijk is café Halfweg aangekondigd, op zondag gesloten, dat wel. We zitten hier duidelijk in de Biblebelt, dat is binnen ook te merken. Aan de bar verzuchten twee mannen dat het zwaar is om je geestelijk leven op peil te houden en tegelijk zoveel werk mee naar huis te moeten nemen. Daar kun je overspannen van worden, vrezen ze.

Daar heb ik geen last van want er is op dit moment niet zoveel werk, dus kan ik wandelen.

En zelfs patat en kroket eten, een ouderwets  genoegen. Vooral als ze zo krokant gebakken worden als hier en geserveerd met zilveruitjes, augurk en een flinke kom mayonaise. Ik heb het hele café voor mezelf, behalve die mannen aan de bar dan, maar die zorgen net voor de coleur locale.

Na Doornspijk raakt het hoofd wat leger. Wanneer ik de bossen verlaat voor de groene weiden stroomt de lente over me heen. Is het de geur van gier, uitgereden over het land? Of de opengetrokken grond, waar vlak achter de eggen de meeuwen zich storten op lekkere wormen en insecten?

Over de grasdijk tussen de weilanden loop ik door het open land met de wolkenloze blauwe hemel daarboven. Beneden aan de dijk ligt een stille witte hoop veren, waarop een zwarte kraai. Die vliegt op als ik afdaal om de dode zwaan te bewonderen. Zijn kop is eraf : wie zou daar mee vandoor zijn gegaan? Ondanks de grote zwarte gaten in zijn lijf – de kraaien hebben een feestmaal – is hij nog zeer herkenbaar als zwaan. Glanzend witte veren nog steeds. Ik raap zo’n donsveertje op, lekker om straks in bad mijn vermoeide benen mee te kietelen. De natuur blijft mooi, dood of levend.

De honderden zwanen in het gras gaan gewoon door met wroeten in de grond, rond waggelen, opvliegen soms. Het is een schitterend gezicht.

Dat geldt ook voor de nieuwbakken ‘fundamenten’ van een van de oudste kerkjes (900!) van Nederland dat hier mooi ligt uitgemeten. Verdronken in de Zuiderzee in 1825. Je kunt het je niet voorstellen als je de tandeloze streep water ziet waarop zwanen dobberen en dat nu het vasteland scheidt van de even vaste Flevopolder.

https://www.facebook.com/CafeHalfweg

Ankeveense Plassen, partycentrum ‘De drie dorpen’

Een frisse zomerdag voert me door het Gooi en de Vechtstreek. Een prachtige wandeling door bos en langs weiden. Onderweg tel ik 17 vogelsoorten, als ik de koekoek die ik regelmatig hoor maar nooit zie mee mag tellen. Wie maakt dat uit, ik toch zeker? In het bos zie ik een roodborstje en Vlaamse Gaai, zwaluwen en zwanen vliegen over de weilanden en aan het riet hangt zelfs een kleine karekiet.

Na een dik uur lopen heb ik zin in  koffie. Er staan drie horecatenten in ’s Graveland aangegeven, maar twee daarvan zijn dicht op dinsdag en dat is het toevallig vandaag. Anders was ik nooit bij de derde binnengestapt: een partycentrum is niet mijn natuurlijke habitat.

Hotel Partycentrum ‘De drie dorpen’ ziet er saai en uitgestorven uit, maar de deur is open en binnen is het lekker warm. Er wordt vergaderd, denk ik even. Nou ja, een paar mensen die daar werken drinken koffie, al pratend. Ze maken graag voor mij een cappuccino en de appeltaart wordt op verzoek warm gemaakt en van een flinke dot slagroom voorzien. Goede appeltaart trouwens, de stukken appel voelen stevig in de mond, de dikke rozijnen en de kaneel voegen smaak toe. De room vleit zich smeltend over de warme taart, mmm, dit is een aangename verrassing. Daarop loop ik vrolijk het volgende deel van de route, door de polder vol bloemen naar de Ankeveensen Plassen. Daar zie je aan weerskanten het water met volop waterlelies. ‘Ik heb de witte waterlelie lief’, van Frederik van Eeden, herinner ik me dan altijd weer. Zo te zien geldt dat ook voor de meerkoeten met hun roodgekuifde jongen. Als de zon doorbreekt kan ik zelfs picknicken aan het water. Een boterham met roomkaas, komkommer en wilde zalm, daar kan geen café tegenop. En zonder gêne lepel ik mijn aller-goedkoopste huzarenslaatje ( want die zijn proefondervindelijk de lekkerste) naar binnen en drink de helft van een kwart flesje meegebrachte wijn. Ook dat is experimenteel vastgesteld: precies de juiste hoeveelheid om vrolijk van te worden zonder dat de alcohol in de benen zakt en het lopen zwaar maakt.

De tocht is 22 kilometer en ik loop hem moeiteloos uit. Bravo, zo vervang ik het fitnessgedoe door natuurlijk genieten en houd de spieren toch soepel.

www.dedriedorpen.nl

Groesbeek, Mookerheide, Pannenkoekenrestaurant ‘Den Tol’ en Hotel-Restaurant ‘De oude molen’.

Een warme zomeravond. Hij zat buiten in een stoel op het terras, vredig en stil. Doodstil.

Dagen vol verdriet, lieve mensen in een kring om me heen, beslissingen, bloemen en een waardige viering van zijn leven.

Daarna wordt het stil en alleen.

Na twee weken wil ik toch weer wandelen, voor mijn part onder grauwe luchten. Ik heb nu tijd genoeg, dus kies de NS- tweedaagse over de Mookerheide.

Van Cuyk naar Groesbeek, een prachtig landschap van bossen op heuvels en weilanden daartussen gestrooid. Het doet goed om hier te lopen, van de stilte te genieten terwijl er veel te zien is. De hei bloeit paars en is wijds.

Na twee uur staat het pannenkoekenrestaurant Den Tol precies op de juiste plaats, afgezien van het verkeer. De pannenkoek met gember wordt snel gebracht, ook al moet er nog een groep bediend worden. Hier heeft men oog voor iedereen. Hij is perfect, die pannenkoek: een kraakknapperige korst, her en der gesmolten boter en een royale kom met gember. Als ik die heb uitgespreid over de donzen laag poedersuiker is elke hap troostend. Want het leven gaat door en eten blijft een genoegen, zeker als je kilo’s bent afgevallen.

De tweede helft van de tocht is landschappelijk even mooi, met soms uitzicht op de rivier en voortdurend hoogteverschillen. Maar de routebeschrijving klopt niet, ontdekken ook mijn lotgenoten. Met nog twee stellen krabben we ons op het hoofd over de juiste richting. Dat blijkt te helpen, we vinden met vereende krachten het goede pad en  knikken elkaar s’avonds in het hotel ‘De oude molen’ tevreden toe.

In dat hotel is de aandacht voor alleengaanders even attent als die voor paren. Er staat voor mij een aparte tafel klaar en er is nog een tafel gedekt voor één persoon, mocht die hier willen eten. Welkom dus.

Ik bestel het hotelmenu en een karaf rode wijn. Dat blijkt een halve liter te zijn dus die neem ik later mee naar mijn kamer. Zo kom ik de avond met boek en tv wel door.

Het eten is goed. Kruidige tomatensoep, puntjes biefstuk in een stroganoff saus uit een pakje – kan niet anders voor die prijs – en smakelijke wokgroenten. De appelmoes en patat laat ik moeiteloos staan. Maar de sorbet verrast me: ijs, echte slagroom en vruchtjes-uit-blik. Dat laatste heb ik in geen dertig jaar gegeten dus dat wordt jeugdsentiment. Waarom vond ik dit vroeger zo verrukkelijk? Het is zoet en geurig en alle vruchten smaken hetzelfde, ontdek ik nu. Het verschil tussen ananas, perzik en peer is alleen herkenbaar aan de structuur. Fascinerend hoe smaak kan veranderen: van ‘de hemel op aarde’ voor het kind dat ik was naar het: ‘te wee voor woorden’ voor de Marijke van nu. Mijn geschiedenis blijkt mijn smaak te bepalen. En mijn verlies. En mijn levensvreugde.

De volgende dag is de hemel strakblauw boven het helderste herfstlicht. Opnieuw bossen, weiden en glimpen van de rivier. De eerste paddenstoelen steken hun kop boven de grond uit en ik verbaas me over de vele kleuren. Het is warm genoeg om te picknicken op een bankje. Het hotel heeft een lunchpakket meegegeven dat bestaat uit een wit bolletje met kaas en twee dubbele bruine boterhammen. Wie maakt er nog zorgzaam boterhammen klaar, waar vind je dat nog? Die zorgzaamheid is opnieuw troostend en dat komt in de nieuwe eenzaamheid goed aan. In de buurt van Nijmegen raak ik de weg weer kwijt en pak gewoon de bus. Lekker op tijd thuis zo.

Dankzij het boekje ‘Pieterpad-de-luxe’ maak ik de Mookerheidewandeling opnieuw, drie jaar later, om bij hotel Wolfsberg te kunnen eten en slapen. Voor het diner had ik op de website gekeken en vond de specialiteitenmenu’s te duur. Maar ik had een oplossing bedacht: een klein warm voorgerecht en daarna kaas en zoet dessert. Dan hoef ik voor één keer de keus tussen die twee verleidingen niet te maken. Maar op de kaart prijkt een drie gangen menu voor een redelijke prijs, dus daar val ik voor. Met het wijnarrangement, uiteraard. De ober speelt of is sommelier dus vraagt naar mijn wijn voorkeuren. Liever wit, maar geen Elzas/Riesling. ‘Die zou hij bij deze gerechten ook niet adviseren’, wist hij meteen. Welke wijn past bij carpaccio met gebakken zwezerik? Hij glom van genoegen toen hij een Californische viognier openmaakte. Inderdaad, geurig, vol en toch licht, heerlijk. De amuses beperk ik tot het watermeloensoepje en één stuk brood met tapenade en aïoli om te proeven. Lekker, maar ik bewaar mijn trek voor het echte eten.

De wandeling hierheen was heerlijk. Zomerse temperaturen onder een grijze lucht, dat loopt goed. Na de lunch wil ik dat ene glas wijn wegslapen want het zakt toch meteen in mijn benen. Maar ik loop in een on-Hollands landschap van hellingen dus waar kan ik mij neervlijen? Na een poos breekt de zon door en vind ik een plekje om te liggen op het mos tussen varens. Een Italiaanse siësta van 20 minuten, dan kan ik weer verder. Evengoed doe ik tergend lang over 16 kilometer: na 6 uur wandelen, bramen zoeken, rusten op herinneringsbankjes stap ik hotel ‘de Wolfsberg’ binnen waar mij een heerlijk bed wacht, een warme douche en een terras met wijds uitzicht over Groesbeek.

Marijke: is dit de volgende dag? Eten in hotel de Wolfsberg?

Hoofdgerecht tonijn, daar serveert de sommelier het liefst een lichtgekoelde pinot noir uit de Palz bij. Ook vanwege de Josper BBQ (een mij onbekend nieuw keukeninstrument dat gebruik maakt van 60 jaar oude whisky vaten- het hout daarvan, natuurlijk). Afin, die speciale bbq doet iets met de tonijn waardoor er toch echt een rode wijn naast moet. Ik geloof hem geheel, proef een slokje en zie vol verwachting uit naar mijn tonijn.

Kijk, dat is wat je wilt als gast: de ober komt langs terwijl ik mijn bestek nog open heb liggen. Alles is heerlijk maar veel te veel. Dat kan ik dan delen en hij herkent het. Legt ook uit dat kleine stukjes niet kunnen, de bereiding mislukt dan gewoon. We waren het erover eens dat hier een probleem voor de keuken ligt. Vervolgens wordt al dat eten afgevoerd en op dat moment begrijp ik mijn vriendin die niet meer uit eten wil. Het klopt gewoon niet dat zoveel kostelijk voedsel wordt weggegooid. Mee eens. Ik besloot ter plekke dat ik moet kiezen tussen kaas en zoet. Het laatste dus.

Intussen ben ik regelmatig blij dat ik vaak alleen ben. Twee tafels verder domineert een dame de conversatie zo volledig dat ik alle reisverhalen wel moet volgen en de twee tafelgenoten er geen woord tussen kunnen krijgen. Naast mij een zwijgend echtpaar. Hij leest zijn autotijdschrift, zij kijkt wat ongelukkig rond. Ik zou haar een por willen geven: ‘Laat zitten die man, ga zelf iets leuks doen’. Later zie ik dat zij intussen haar e-boek leest en daar gaan ze allebei rustig mee door, ook als het eten op is. Mijn boek ligt nog onaangeroerd, ik heb het te druk met proeven. Een Grand Dessert met vier verrukkelijke smaken: mango, limoncello, vanille en chocolademousse. Alleen die laatste was te fors voor de Chileense Gewürtztraminer, dus die dronk ik met genoegen bij de eerste drie.

De lucht verbleekt, de avond valt en ik ga zielstevreden naar mijn kamer. Het klopt, het kan, ‘lekker alleen’ is heerlijk!

Morgen loop ik die 16 kilometer op vleugels, zeker weten.

www.dentol.nl

www.hoteldeoudemolen.com

www.wolfsberg.nl

Laren, Theehuis ’t Bluk’

De NS wandeling Landgoed Groeneveld heb ik al eens eerder geprobeerd, maar toen verdwaalde ik volkomen. Nu zijn er tips van lotgenoten op de site en ik durf wel weer.

Bossen bloeiende rododendrons langs de slotgracht van kasteel Groeneveld, met gele lissen en dotters ervoor spiegelt zich dat in het water. Dubbele weelde. Ook in de tuinen van de prachtige villa’s zijn die paarse bloemen uitbundig aanwezig, al hoort daar vaak het geluid van snoeizaag of grasmaaier bij. Des te helderder de natuurgeluiden in het bos, van wind en vogels en de krakende takjes waar een konijn over wegspringt.

De route is afwisselend, het zonnetje plezierig en er zijn genoeg pijnlijke herinneringen om flink te oefenen voor de mindfulness training. Die ben ik gestart om mijn rust te hervinden. Een huwelijk van 40 jaar gaat niet altijd over rozen, tenslotte.

Nu wil ik bij een wijntje op het ruime terras van Theehuis ’t Bluk me verheugen op een ouderwets broodje halfom. De bediening is snel en vriendelijk en neemt ongevraagd een glas water voor me mee. Ervaring met wandelaars, ongetwijfeld, op dit mooie plekje aan de rand van de hei.

Wat kan ouderwets toch lekker zijn! De royale plakken lever en pastrami blijken nog steeds een perfecte combinatie. Er wordt gelukkig meteen een peper- en zoutstel bijgeleverd, waar ook een flesje Maggi in staat; ik wist niet dat dat nog bestond. Maar zo kun je het wel naar eigen smaak hartig maken. De broodjes zijn gelukkig niet die ouderwetse kleffe witte boterhammen van vroeger. Een kraakvers bruin granenbroodje vormt de perfecte ondergrond voor dit ‘halfom’. De groene sla met rode ui – dat bestond vroeger niet, rode ui – is weer wel voorzien van een slasaus die onmiddellijk de herinnering oproept aan de fles ‘romige Calvé slasaus’ die mijn moeder als toppunt van luxe uit de toen splinternieuwe ijskast toverde.

Dit is je reinste jeugdsentiment. Ik laat het me welgevallen omdat het troostend is.

Waarna ik weer gesterkt verder loop.

www.bluk.nl

NS stations, ‘Julia’s’

De eerste lentewandeling is elk jaar weer een godsgeschenk, met al die tinten groen.

Van Assen naar Rolde kom ik vogels en bloemen tegen die ik niet ken. Eenmaal op het terras aan de Brink bekruipt me een groenglanzende tor, er is nog genoeg te ontdekken, kennelijk.

Ik val voor mijn oude verleiding: een kroket met brood. Later zie ik op de kaart dat ze ook Kwekkeboom kroketten serveren maar dan ben ik al te laat. Het vriendelijke meisje meldt na enig nadenken dat het een Bourgondische kroket is die nu in de olie ligt te bruisen. De manier waarop ze me bedient maakt me vrolijk, ik besluit het Amsterdamse merk niet te gaan missen maar me te verheugen op de plaatselijke variant. Die blijkt zelfs echt draadjesvlees te bevatten, zou de plaatselijke slager..? Het meisje helpt me uit mijn romantische droom, dit is een rechtgeaard fabrieksproduct. Daar redden ze het dus niet mee: enkele jaren later is de zaak verdwenen.

Weer op weg zoek ik een zacht plekje voor een dutje. Meteen staat er een ram twee meter verder stil om te zien of ik kwaad kan. Valt mee. Maar hij neemt zijn twee ooien toch mee naar een ander veldje, fris groen is er genoeg.

Als ik weer in de buurt van Assen kom blijk ik moe en bezweet. De zon is warmer dan ik verwachtte. Voor het eerst vraag ik me af of een goed restaurant wel gelukkig is met een bezwete gast op wandelschoenen. Kan ik ze dat wel aandoen? Mogelijk brengt het opfrisdoekje uitkomst, maar er knaagt een licht schuldgevoel. Dat helpt om te beslissen toch maar niet uit eten te gaan ‘bij Jaap’ in Assen. Te moe en te warm. Dus stap ik in de trein naar huis en schrik een half uur later op in Groningen, de verkeerde kant op dus. Nu heb ik wel trek maar wil ook naar huis. ‘Julia’s’ is de oplossing, die wilde ik altijd al eens proeven. Verrassend lekker en goed warm, met zalm en romige saus prima op smaak en de verse rucola geeft een extra bite. Hoe krijgen ze die pasta precies al dente?

Goed idee dus voor een maaltijd alleen? Niet zo, op het perron staande eten, dat geeft een armoedig gevoel.

Volgende keer verzin ik een andere oplossing. Gewoon rondvragen naar een goed restaurant en dan met de nachttrein naar huis, bijvoorbeeld. Of er weekendje Groningen aan vast plakken.

Gebruik je zin voor avontuur, dame!

www.julias.nl

‘s-Hertogenbosch, Banketbakkerij ‘Jan de Groot’

Verdwaald! Dat is me nog niet eerder gebeurd maar ik ben wis en waarachtig verdwaald. Toen de routebeschrijving afweek van de bordjes besloot ik de bordjes te volgen. Het lukt nog lang om de beschrijving zo te interpreteren dat het leek te kloppen. ‘Volg het bospad parallel aan de asfaltweg’, dat pad zie ik dus die asfaltweg zal wel verderop liggen. Dat soort redeneringen. Na een uur bevind ik mij in een nieuwbouwwijk dus nu moet ik de werkelijkheid onder ogen zien. Ik keer terug naar waar ik fout ben gelopen maar kan dat punt niet meer vinden. Als de paniek lijkt toe te slaan – kom ik nog wel in dat gereserveerde Duitse hotel? – vind ik een gedicht van Rumi in mijn broekzak.

            Blijf lopen

            al ga je nergens heen

Probeer niet in de verte te zien.

Daarvoor zijn we niet gemaakt.

Blijf in beweging in jezelf,

maar pas op!

Angst wijst je een pad.

Laat het links liggen.

Liefde is in essentie niet op iemand gericht.

Jawel, ik ga dus gewoon lopen waarheen mijn voeten willen gaan. Vroeg of laat kom ik weer op bekend terrein maar nu nog even niet. Terwijl ik vrolijk doorstap passeert er een fietser: de man in de bus die mij zo vriendelijk wees waar ik uit moest stappen.

Na een paar uur word ik moe en zie een camping door het bos schemeren. Daar zal dus ook wel een bushalte zijn die mij weer naar het NS station brengt. En jawel, precies op de plek  waar ik ben uitgestapt kan ik weer instappen. Het Duitse hotel zal het zonder mij moeten doen, de tweedaagse wordt teruggebracht tot één dag en ik ga terug naar huis

Wanneer we station Den Bosch naderen bedenk ik tijdig dat Jan de Groot nog open zal zijn. Dan spring ik uit de trein om Bossche Bollen te scoren, ook voor mijn dochter.

Zo wordt het dankzij Rumi en de Bossche Bol toch een heel goede dag op mijn eentje.

Soest, ‘De Soester Duinen’

 ‘De Sprinter, dat klinkt snel’. Maar helaas, de NS denkt bij deze naam vooral aan korte stukjes, dat levert dus een dubbele reistijd op. Op station Amersfoort lees ik alvast de routebeschrijving van Ommen naar Dalfsen, één van mijn favorieten vanwege de onvolprezen lunch die je bij ‘De Klomp’ in Vilsteren kunt genieten. Net op tijd ontdek ik dat De Klomp op dinsdag nog gesloten is; de landelijkheid heeft hier het nadeel van een lange winterslaap.

Opgelucht over deze tijdige ontdekking haal ik een Amersfoortse route op en ga op pad, naar Soest-Zuid of Hollandse Rading, al naar mijn luimen.

Een zonnetje, een frisse wind en nog frisser groen, wat een mooie dag. Al snel valt mijn oog op de beuken, steeds meer statige hoge bomen duiken op tussen het groen. Als je van onderen naar boven kijkt door die bladeren zie je de warm gloeiende kleur van rode beuken. Zo wil ik mijn huis verven. Of mijn haar.

Het terras van ‘De Soester Duinen’ is groot genoeg om een eigen plek in de zon te kunnen kiezen. De vriendelijke serveerster is graag bereid om de kou van de koelvitrine eraf te halen als ik appeltaart bestel. Dan blijkt het een voortreffelijke taart te zijn, lauwwarm alsof hij zo uit de oven komt, met grote stukken stevige appel en de juiste vleug kaneel. De royale bak slagroom is echt en zo koel als hij hoort. De combinatie is perfect, evenals de bediening: bij het weggaan wordt ik geattendeerd op de mooie tak die ik niet wil vergeten mee te nemen. Hij pronkt ’s avonds thuis in een vaas.

Nog uren loop ik verder op deze mooie route, de verkorte versie laat ik makkelijk rechts liggen. Hoeveel verschillende landschappen kom ik wel niet tegen? Een donker dennenbos, statige beuken- en eikenlanen, half open gebied met plukken heide en  de zandverstuiving van de Lange Duinen. Hier rust ik uit in het warme zand en wordt wakker met zand in mijn haar en mijn ondergoed en alles daartussen. Ligt het aan dit extra gewicht dat ik na 17 kilometer besluit om de bus te pakken?

Op het station blijkt er nog heel veel ‘dag-voor-mij-alleen’ dus ik besluit mijn vrijreizenkaartje goed te benutten en neem de trein naar Zwolle. Daar kan ik op het terras van Wientjes van de laatste zon genieten om mij daarna met een heerlijke maaltijd te laten verwennen. De faam van dit hotel op het gebied van klantvriendelijkheid voor eenlingen heb ik al eerder beschreven. Ze blijven die naam hooghouden, gelukkig.

www.soesterduinen.nl

Overveen, ‘Parnassia’

Ik loop de NS Kennemerduinen route liefst achterstevoren, vooral bij windkracht 7 of meer.

Comfortabel met de trein naar Zandvoort aan Zee en vanaf daar word je dan over het strand geblazen, de zuidwester in de rug en huizenhoge golven alom. Zolang het zonnetje nog schijnt zijn er de grote wolkenluchten en de jonge zilvermeeuwen die zich moeizaam verheffen of opzij moeten trippelen. Als het begint te regenen krijg ik mijn fladderende regenjas nauwelijks aan. Daarna kleppert de capuchon zo vervaarlijk dat herinneringen aan woeste zeiltochten boven komen. De zee neemt steeds grotere delen van het strand in beslag en de huisjes bij Bloemendaal zitten goed dicht. Wat doen die mensen daarbinnen? Een potje pesten misschien. Ik krijg intussen een flinke massage van zand tegen mijn benen, door de natte broek heen. Daar kan geen scrub beurt tegenop. Als het even droog wordt en de zon door de wolken breekt tonen de golven witte schuimkoppen tegen een zwarte lucht. Van zoveel grijstinten word ik lyrisch:

Hoe het zand over het strand stuift

als liggende slierten rook

hoe het helmgras huivert

trillende lippen

hoe hier grijs troost biedt

als een streep hemel open kiert.

Bij Parnassia aangekomen is het warm en comfortabel, maar ik moet eerst naar de wc en dat is een verhaal apart.

Ze hebben een slimme oplossing bedacht voor al die strandgangers die hier gratis de toiletten bevuilen. Er is een nieuw gebouw neergezet met een toegangspoortje. Voor 50 cent mag je erin en die bon wordt binnen van je rekening afgetrokken. Handig bekeken. Iets minder leuk is het stiekem bekeken worden: de dames wassen hun handen met uitzicht op een spiegel, de heren staan voor de pisbak met uitzicht op de dames. Die weten daar niks van, er zit een one way screen tussen. Wel staat er de vreemde tekst op die spiegel: ‘Let op! Confrontatiespiegel’ Confrontatie met wat? De onzichtbare mannenblik die zich vermaakt met de vrouw die haar lippen stift, haar bh bandje schikt of voorover buigt om de handen onder de droger te houden (wat zit die toch raar laag)? De architect die dit ‘grapje’ bedacht is vast geen vrouw geweest en ik ben de journalist die het geheim onthulde – met foto vanuit het mannentoilet – daar dankbaar voor.

Het restaurant van Parnassia bestaat al zo lang als ik in Amsterdam woon, sinds de 70-er jaren dus. Altijd een toevluchtsoord bij woeste zeeën geweest en nu opnieuw ingericht met Dutch design en een aantrekkelijke zelfbediening met sapjes en hapjes die het kiezen moeilijk maken. Dus val ik terug op mijn vertrouwde broodje kroket, dat ter plekke voor me wordt gebakken. ’s Winters is daarbij ook nog warme wijn te bekomen die je zelf tapt uit een stoer eikenhouten vat. Dat de terugweg daardoor wat zwaarder loopt heb ik er graag voor over.

Het voordeel van deze inrichting is ook dat je als eenling overal kunt gaan zitten, als er een  plek vrij is kies je gewoon het mooiste uitzicht op zee. Alle wandelaars zijn hier even welkom, alleen of in groepen, lijkt het.

 Op een zomerse dag is er altijd plek op het terras.

Als ik jaren later langs kom word ik bediend, maar de logistiek is een lachertje. Ik heb moeten leren om assertief te zijn, te wenken en te vragen. Want de jongens van de bediening lijken vooral gekozen op hun uiterlijk.  Die mooie jongens lopen hier dan rond met een hulpeloze blik in hun ogen. Dat raakt mijn moederhart en ik loos ze door de problemen, dat is: hun werk doen. Maar daar zit ik hier niet voor. De witte wijn is bijna op als de kroket arriveert maar ik kan niet bijbestellen bij het meisje dat het eten brengt. Mijn aardige buurman ziet het gebeuren en weet de jongen mijn kant op te lokken. Een onbeholpen organisatie dus, toch blijf ik komen vanwege de plek en de zon. De mensen om mij heen blijken ook vaak te verzachten door die onhandige jongens, waardoor iedereen tenslotte krijgt wat hij hebben wil. En moet smelten. Is dat een voor- of een nadeel van deze tent?

Geheel uitgerust vervolg ik mijn route door de duinen naar Overveen. Dankzij de duinpannen en de bossen voel je de wind hier nauwelijks, al hoor je hem nog steeds tekeer gaan. Ik passeer andere alleengaanders, of eerlijker, zij passeren mij. Het lijkt hier wel volstrekt normaal: alleen-er-op-uit!

Op het station in Overveen is het gedaan met de rust: hier kwetteren de hogeschoolstudenten hun toekomst tegemoet, tot in de trein.

Helaas, het gaat bergafwaarts met Parnassia. Het restaurant heeft een metamorfose ondergaan richting commercie. Voordeel: voor het eerst sinds 15 jaar is de wc schoon. Wel hangt er op het damestoilet een advertentie voor hulp in de bediening. De bedrijfsleider moet wanhopig zijn. Hij biedt in ruil voor een baan een vakantie op Ibiza ‘met drie vrienden’. Vrouwen blijven hier buiten zicht, al is er nu eentje op het terras die al die mooie jongens moet aansturen, vrees ik.

De zucht naar winst slaat toe, zoals gezegd. Ik kan wel één kroket willen bestellen maar moet de prijs van twee betalen want dat staat op de kaart. ‘De computer, begrijpt u?’ Welnee,  de commercie, maar ik ga er nu geen ruzie over maken.

De volgende keer wel, als de prijzen na een maand alweer gestegen zijn en zich boven het niveau van Amsterdam centrum bevinden. € 9,50 voor een broodje kroket? Dat gaat me te ver. De jongen begrijpt het zuchtend maar kan er niks op verzinnen, dus ik vertrek. Op het strand eet ik mijn lekkere zelfgemaakte broodjes met een kleintje wijn, innig tevreden.

Einde Parnassia, wat mij betreft. Niet omdat je er niet lekker alleen kan eten maar omdat het een slechte tent is geworden.

www.parnassiaaanzee.nl

Assen, ‘bij Jaap’

De vorige keer dat ik hier wilde eten was ik te warm en bezweet na het wandelen en dat wilde ik het restaurant niet aan doen. Maar ik hoorde goede verhalen over Jaap en besloot een paar jaar later om een tweedaagse fietstocht in Drente voor mezelf te organiseren, zodat ik toch ‘bij Jaap’ kon eten. De restaurants zijn weer open na de lockdown en in de frisse lucht voel ik me veilig. Die fietstocht was een geweldige ontdekking: wat een mooi land, met randen van wilde bloemen rond vruchtbare akkers met echt graan – waar zie je dat nog! Ik zag twee herten weg huppelen, een snelle eekhoorn langs een boom rennen en hoorde vogels, stilte en stormachtige wind over de Fochtelooërveen razen. Toen het bijna  ging regenen fietste ik terug naar Assen en bezocht een prachtige tentoonstelling van Italiaanse schilderkunst, ‘Sprezzatura’, in het Drentsch Museum. Daarna naar de Markt waar ‘bij Jaap’ mij verwachtte.

Kijk, een tafeltje voor één gedekt, tegenover de bar waar altijd wat te zien is, dat is attent. Er wordt snel een amuse gebracht: appel/mierikswortelsalade en een schuimpje met rode biet. De eerste is fris en pittig, dat ga ik zelf eens proberen, het schuimpje is ook lekker maar lijkt me te moeilijk om na te maken. Er hangt hier trouwens ook een prachtige lamp: onderling verbonden brokken ongepolijst glas met in elk stuk een klein lampje, letterlijk schitterend tegen de warmgrijze achtergrond.

Garnalensalade, dat is nostalgie. Ik maakte het als student wanneer mijn vriendje, later man, kwam eten, met een dure coctailsaus uit een potje. Maar zonder perzik en avocado in piepkleine blokjes, zoals hier. Ouderwets lekker blijft het.

Schelvis had ik lang niet gegeten. Met de beurre rouge – een geraffineerd schuim – op malse groene groenten een heerlijk gerecht. De begeleidende wijn was een viognier en ik schrok zichtbaar want daar had ik een slechte ervaring mee. ‘Proef maar even, ik schenk anders gerust een andere wijn’, zei de gastvrouw meelevend. Dat bleek niet nodig, het gevreesde zoetje bleef uit en het hele glas was een prima begeleiding bij het hoofdgerecht.

Eigenlijk heb ik nu genoeg gegeten, maar ja, het menu voorziet ook in een dessert. En hoe geweldig is dat!

Hetzelfde kan gezegd worden van de rekening, die viel enorm mee.

Om half 12 was ik weer terug in mijn Airbnb kamer, na twee uur verdwalen in het donker, totdat ik een oude boer uit zijn bed belde om de weg te vragen. Het genoegen van lekker eten bij Jaap bleef overtuigend aanwezig. Ik blijk onverminderd van het avontuur te houden: op een zomeravond in de schemering door onbekend land te fietsen na lekker alleen gegeten te hebben, dat is het leven omarmen.

www.bij-Jaap.nl

Deventer, ‘De Keizerskroon’

Een tweedaagse wandeltocht alleen, dat is een uitdaging. Blijf ik het zolang leuk vinden met mezelf?

Ik stap van Zutphen naar Deventer, 17 kilometer genieten van de IJssel, het land, de ooievaars die zo statig lopen te fourageren. Bij aankomst is er een kamer in het oude Hanzestadhuis Hotel De Leeuw en een prettige ontvangst met koffie en Deventer koek. Met mijn zomerse jurk en sjaal – die wegen niets in mijn rugzak – durf ik wel enkele goede restaurants te bekijken. Het eerste is klein en de gastvrouw heeft tot haar spijt geen tafel meer voor me. Het tweede heeft zalm op het menu en daar heb ik vandaag geen zin in. In de Keizerskroon kan ik terecht, het is er bijna leeg. Oei, dat kan bedrukkend zijn, zonder afleiding van andere gasten die je kunt observeren en erover fantaseren. De ruimte is overigens prachtig, dus er is wel wat om naar te kijken. Alleen dat uitzicht op een lelijk betonnen gebouw, wat een afgang.

Ik word warm welkom geheten en dat snap ik: beter één gast dan geen gast.

Er verschijnt snel een amuse bij mijn witte wijn en om water hoef ik niet eens te vragen: zomaar een grote karaf met fris water. Als ik ergens een hekel aan heb is het dat gedoe met water. Ik wil niet ongevraagd duur bronwater moeten betalen als er in Nederland prima water uit de kraan komt. En ik wil daar al helemaal niet over hoeven discussiëren en nog minder horen ‘dat dat hier niet mogelijk is’. Schande, zo’n gebrek aan klantvriendelijkheid.

Maar bij de Keizerskroon is dat dik in orde.

Het menu oogt aantrekkelijk en ik zou graag een glas witte wijn bij het voorgerecht en een rode bij het hoofdgerecht drinken. Kan dat? ‘Ik geef u de wijnkaart  en maak elke wijn beneden de € 30 voor u open om een glas te schenken.’ Dat is een royaal aanbod en ik bestudeer die kaart met veel genoegen. Na enig overleg maak ik een keuze en volg de suggestie van de mevrouw die bedient: als rode wijn een mij onbekende wijn uit Sardinië. Ze ontkurkt hem met zichtbare voorpret. Inderdaad vol en rond, maar er lijkt ook een muffe geur in het glas te hangen. ‘Niet zeuren, dat verdwijnt wel’, denk ik. Na de derde slok is die geur er nog steeds en ik ben teleurgesteld. Maar ik ben geen klager van huis uit. Desondanks biecht ik op wat me dwars zit en vraag mevrouw te proeven. Ze herkent het en we bespreken dat er misschien meer zuurstof bij had gemoeten, gedecanteerd dus. Ze neemt het glas mee en komt terug met een fraaie karaf waarin de hele fles is uitgeschonken. Daaruit serveert ze me een royaal nieuw glas en ziedaar, het wonder geschiedt: de wijn ontvouwt zich zo bijzonder als zij hem had aangekondigd. We zijn innig tevreden, aan beide kanten van de tafel. Ik geniet verder van mijn maaltijd en vraag me af wat ze nu met die open fles wijn doet. Opdrinken is het enige wat erop zit, of misschien kunnen ze er morgen nog mee koken?

Als de rekening beperkt blijft tot één glas rode wijn voor een zeer schappelijk prijs ben ik verbaasd: hier wordt een gast met égards behandeld, zoveel is zeker. Op een roze wolkje loop ik naar mijn hotel en de volgende dag wandel ik met vleugeltjes, zo aardig kunnen mensen dus voor je zijn!

Enkele jaren later maak ik dezelfde wandeling en eet dus weer bij De Keizerskroon. Ik krijg een prima plek aangeboden zodat ik rustig kan rondkijken en zien dat het beschilderde behang er gelukkig nog steeds hangt. Vermentino di Sardegna is de nieuwe witte huiswijn, bof ik even. De Keizerskroon is nu een chique Italiaans restaurant met een leuke kaart. Ik kies twee antipasti: vitello tonnato en capesanta, dat blijkt coquilles met kwarteleitjes. Heerlijke gerechten. Hoewel er duidelijk een nieuwe eigenaar is, is de sfeer en de bediening nog steeds even prettig voor alleengangers. Het restaurant heeft meer allure gekregen door een groot terras mooi aan te kleden. Het lelijke betonnen gebouw wordt omgetoverd in een nieuwe bibliotheek. Als dat klaar is wordt het hier mogelijk wat drukker, dat gun ik ze van harte.